1.
vorming van glucose uit koolstofdioxide en water(stof)
2.
alle organismen die in een bepaald gebied voorkomen
3.
omzetten van organische stoffen in anorganische stoffen door reducenten
4.
vorm van symbiose waarbij beide soorten voordeel hebben
5.
het beheren en beschermen van de natuur
6.
omzetting van ammonium en zuurstof in (onder andere) nitriet, dat vervolgens met zuurstof wordt omgezet in nitraat
7.
waarde van een abiotische factor die het gunstigst is voor het organisme
8.
vorm van symbiose waarbij één soort voordeel heeft en de andere soort nadeel
9.
gifstof wordt niet of zeer langzaam langs natuurlijke weg afgebroken
10.
eerste stadium van successie; ecosysteem dat als eerste ontstaat in een onbegroeid gebied
11.
de eerste soorten die zich vestigen binnen een ecosysteem
12.
eten van prooidieren door een roofdier
13.
successiereeks die begint op een kale ondergrond
14.
autotrofe organismen; kunnen organische stoffen produceren uit anorganische stoffen
15.
alle biomassa die in een ecosysteem door producenten wordt gevormd
16.
organismen die dode resten afbreken tot anorganische stoffen
17.
ongevoelig, bijvoorbeeld tegen een bestrijdingsmiddel
18.
successiereeks die begint op een ondergrond die humus bevat
19.
chemische verbindingen die informatie overdragen tussen en binnen organismen
20.
de verschillende soorten die in een gebied voorkomen
21.
de binding van stikstofatomen (N) aan: – waterstofatomen (H), waardoor ammoniak (NH3) ontstaat – zuurstofatomen (O2), waardoor nitraat (NO3–) ontstaat
22.
geleidelijke overgang van de soortensamenstelling binnen een ecosysteem
23.
langdurig samenleven van organismen van verschillende soorten
24.
vermogen van organismen om schommelingen in een abiotische factor te verdragen
25.
schakel in een voedselketen
26.
soort die vanuit een ander gebied een gebied binnendringt
27.
mineralen zakken met het regenwater weg naar diepere lagen
28.
het veranderen van de erfelijke eigenschappen van voedingsgewassen en landbouwhuisdieren
29.
verdeling van de natuur in kleinere stukjes
30.
gebied waarin een soort op aarde voorkomt
31.
weergave van de voedselreIaties in een levensgemeenschap
32.
weergave van het geheel van voedselrelaties in een levensgemeenschap
33.
vorming van koolhydraten, eiwitten, vetten en DNA uit glucose
34.
eten van planten door dieren
35.
sterke algengroei door eutrofiering, waardoor water groen kleurt